1. Grammar 4.1 Verleden tijd van “to be” (“zijn”) Ik ben I am Ik wasI was Jij bent / u bent You are Jij was / u was You were Hij is He is Hij wasHe was Zij is She is Zij wasShe was Het is It is Het wasIt was Wij zijn We are Wij warenWe were Jullie zijn / u bent You are Jullie waren / u was You were Zij zijn They are Zij warenThey were Present Simple Past Simple

2. Grammar 4.1 Verleden tijd van “to be” (“zijn”) Wanneer gebruik je de Past Simple? (De onvoltooide verleden tijd of o.v.t.)? Wanneer? Duidelijke verwijzing naar verleden tijd. Voorbeelden: I was in New York last week. They were in Amsterdam a few days ago. Were you in Spain in 1994? of natuurlijk als er staat: “Vul de Past Simple in”

3. Exercise 1 (out of 2) Vul steeds de juiste verleden tijdsvorm van “to be” in. 1.Your grandfather...................... very smart, wasn’t he? 2.They...................... very serious about this. 3.Gina and Greg...................... not home alone. 4.We...................... not late, were we? 5.She...................... a beautiful woman. 6.You...................... not shopping when I called. 7.Your horse...................... always very fast. was were was were was

4. Exercise 2 (out of 2) Vul steeds de juiste vorm van “to be” in. 1.Today I ……………… shopping with my friends. 2.She ……………… studying yesterday. 3.They ……………… dancing at the party last week. 4.You ……………… watching television at the moment. 5.I ……………… so happy in 2010. 6.We ……………… glad you are here now. am was were are was are Any questions? :)